Volkskrant Magazine: ‘Surfin’ Wijk aan Zee’
Wie aan surfen denkt, ziet een strakblauwe zee voor zich met een bruinverbrande jonge god die in een bloemenprintshort van een metershoge golf afzoeft. Althans, dat is het beeld in reclames. In Nederland, waar golven zelden hoog zijn – als ze er al zijn – en de zee eerder bruingroen is dan turquoise, is het plaatje minder paradijselijk.
Zonder wetsuit kun je eigenlijk niet het water in en handschoenen zijn aan te raden. Ook een cap op je hoofd is nodig, waardoor je er uitziet als soort zeehond, in moddergrijs neopreen. Weinig sexy dus.
Toch gaan steeds meer mensen surfen. En wie de smaak te pakken heeft, wil niets anders meer. ‘Toen ik vijftien jaar geleden in Nederland begon, lagen er op een goede dag hooguit twintig mensen in het water’, zegt Chris Way (46). ‘Afgelopen zondag waren het er wel tweehonderd.’ De van oorsprong Australische surfer is oprichter en eigenaar van Ozlines, een surfwinkel en -school aan het strand van Wijk aan Zee. ‘Ik kwam naar Nederland voor de liefde, niet voor de golven’, lacht hij een beetje zuur, op het terras van een strandtent. Dat je hier überhaupt kon surfen, wist hij niet.
Lange tijd was er alleen een kleine surfscene in Scheveningen. Toen Way op een dag een surfboard zag staan in een winkeletalage in Amsterdam, ging hij naar binnen. ‘Daar raadde de eigenaar me aan naar Wijk aan Zee te gaan.’
Way won vervolgens wedstrijden, een Nederlands kampioenschap en richtte Ozlines op. De Nederlandse topsurfer Yannick de Jager, die onlangs in Vogue Man geportretteerd stond om aan te tonen hoe hip surfen is, werd door Way gecoacht.
Martijn Boot (43) is sinds de oprichting elf jaar geleden hoofdredacteur van 6 Surf Magazine, hét surfmagazine van Nederland en België. Boot: ‘Ik deed in de jaren negentig al aan windsurfen – typisch Nederlands – maar op een dag was er geen wind en dacht ik: laat ik iets anders proberen.’ Het was nog vóór internet: met behulp van teletekst kon je een beetje voorspellen of er golven zouden zijn, of je reed op de bonnefooi naar het strand. ‘Als je in Nederland wilt surfen, moet je écht willen. Meer dan waar ook ter wereld, omdat onze golven zo grillig zijn.’
Want of er golven zijn, dat weet je in Nederland nooit. Via de website surfweer.nl en webcams die op alle stranden staan, kun je dit tegenwoordig vanuit huis redelijk in de gaten houden. Maar de zee kan dagenlang plat zijn of zo rommelig of winderig dat je er niet op kunt surfen. En áls er golven zijn die in mooie ‘lijntjes’ binnenkomen, zoals dat heet, zijn ze er hooguit een paar uur.
Wie wil weten hoe dit werkt, moet rekening houden met een ingewikkeld samenspel van factoren, zoals de wind(richting), eb en vloed, en de zandbanken voor de kust – niemand die het in een paar woorden kan uitleggen. Vooruit, één poging: als het stormt bij Schotland of Noorwegen, komt daar een golfproductie op gang. Met een wind uit het noorden of noordwesten kunnen die golven dan onze kant op worden geblazen. Als de wind dan gaat liggen en het toevallig tegelijkertijd vloed wordt, kun je eventjes goed surfen. Eén zekerheid: als het mooi weer is, zijn er nooit golven.
Ook Martijn Boot ziet ondanks de matige zee- en golfomstandigheden de surf-interesse toenemen. Inmiddels wordt er gesurft langs de hele Noordzeekust, van Domburg tot aan Petten en ook bij Texel en Vlieland. Boot: ‘Er komen steeds meer surfkampen en -scholen bij. Basisscholen gaan zelfs surfen op hun sportdag. De levensstijl die eraan wordt gekoppeld, is ook aantrekkelijk – met je busje naar het strand rijden op vrije dagen. Surfen is gewoon lekker buitenspelen.’
Door zijn drukke agenda vindt Boot er zelf niet zo vaak de tijd meer voor. ‘Soms heb je een perfecte dag. Als de elementen samenkomen en de golven goed zijn, ben ik erbij. Die dagen zijn leuk, maar ze zijn er niet vaak.’
Ramon Groothengel is het niet met hem eens, hij gaat bijna elke dag de zee in. ‘Op veel dagen is er wel iets te doen.’ Misschien is dat wel wat ‘ons’ Nederlanders siert.
De vrienden van Chris Way uit Australië, waar 15 procent van de bevolking surft, zo’n 4 miljoen mensen, zouden op de beste dagen hun neus ophalen voor onze zee. Way: ‘Australiërs zijn verwend. Maar ja, je weet niet wat je hebt, tot je het mist.’ Hij waardeert het aan Nederlanders dat ze ondanks die schamele condities zo enthousiast zijn over surfen.
De nieuwe surffans voldoen zelden aan het stereotiepe beeld van de vrijbuiters die niet werken, de hele dag gitaar spelen en in een bloemetjeszwembroek rondlopen. Way ziet bij zijn surfschool ‘gewone mensen met een baan.’ Net nog gaf hij een 45-jarige vrouw les, die voor het eerst ging surfen ‘om het eens te proberen’.
Het is een hobby die past bij de tijdgeest: de natuur in en voor even voelen hoe het is om te zijn overgeleverd aan de elementen. Al is het soms lastig te combineren met een drukke agenda, omdat je pas tijdens je werkdag weet dat er twee uur later wel eens golven kunnen zijn.
Fanatiekelingen die alles afzeggen om naar het strand te rijden als de golven de moeite waard zijn, zijn er ook. ‘Als mijn zusje jarig is en er zijn goede golven, kies ik voor de zee’, zegt Niki Liskov (31). Sinds 2008 surft ze. Ze werkte als surfinstructeur in Marokko en nu bij Surfana in Zandvoort. Daarnaast werkt ze freelance in de culturele sector en houdt ze een blog bij over haar gezonde lifestyle: over veganistisch eten, raw food en yoga. Yoga is van oudsher verbonden met surfen; veel yogaposes komen overeen met houdingen die je op een surfplank aanneemt.
Bij Ozlines staat een trash tree prominent op het strand. Daarin wordt troep uit de zee verzameld – een schoen, een kapot visnet, een plastic jerrycan – om mensen bewust te maken van de hoeveelheid vuil die dagelijks aanspoelt. Surfmerk O’Neill voerde onlangs de ‘dag zonder plastic’ in. Bezorgdheid om het milieu is ook voor Liskov een direct gevolg van haar hobby: ‘In Nederland valt het nog mee, maar in Frankrijk en Marokko drijven de plastic zakken soms om je heen. Ik heb wel eens een visnet uit mijn haar gehaald. In Frankrijk liggen op het strand talloze kleine plastic bolletjes.’
Menig surfer heeft het meegemaakt: kom je aan op zo’n idyllisch Australisch strand met een azuurblauwe zee en perfecte golven, is het bezaaid met aangespoelde dode vogels. Wie veel in het water ligt, ziet hoe slecht het is gesteld met de oceanen en wordt vanzelf milieubewuster.
Way geeft in de zomer les in Frankrijk, in de winter is hij een maand in Australië en tussendoor gaat hij met vrienden naar de Malediven of Indonesië (‘Surfen, eten, slapen, surfen, eten, slapen – that’s it.’). Liskov vertrekt na de zomer een maand naar Costa Rica met haar vriend, die ook surft. Ook Martijn Boot zit geregeld in Costa Rica (‘Als je surft, maar niet reist, heb je het niet begrepen.’).
Surfen in Nederland is: wachten op golven en verlangen naar andere plekken op de wereld, en altijd sparen voor de volgende reis. En toch: de Nederlandse zee hééft iets. ‘Misschien is het in Nederland meer dan elders een uitdaging’, zegt Liskov. Way houdt vooral van het contrast: ‘Wijk aan Zee ligt pal naast één van de drukste zeewegen ter wereld. Het is zo anders dan alle andere surfplekken. Als je hier ’s avonds in het water ligt, het begint te schemeren en je ziet de lichten van de fabrieken op de achtergrond, dan heeft dat iets magisch.’
—
Martine Geijsels (39) woont vlak bij het strand in Scheveningen, maar ze is niet vaak in Nederland. Ze is een van Nederlands beste vrouwelijke surfers: ze werd meerdere keren kampioen van Nederland en ook van de Benelux. In 2008 was ze de nummer 12 van Europa (wat hoog is, aangezien Nederland geen bekend surfland is). Elke dag gaat ze naar zee. Als er niets te surfen is, zwemt ze een stuk in de Noordzee, in bikini. Geijsels noemt dat het ‘koude kunstje’, naar het gelijknamige boek van ‘Iceman’ Wim Hof. Ze heeft veel sponsoren, waardoor ze zelden iets hoeft te kopen. Ze heeft verder geen auto, bijna geen bezittingen en ook geen kinderen. In juli vertrekt ze voor tien maanden naar Zuid-Amerika.
—
Nika Ferwerda (13) begon op haar 9de met surfles bij Dreams in Ter Heijde, tot ze werd gescout voor het jeugdteam van het Surf Topsport Centrum (STC), een onderdeel van de Holland Surfing Association (HSA). Daar is ze een van de slechts drie meisjes in de groep tot 18 jaar. Trainen doet ze elke zondag in Scheveningen. ‘Als er geen golven zijn, doe ik conditietraining.’ Surfen combineren met school is soms lastig. Ferwerda staat elke dag op haar skateboard in haar woonplaats Rotterdam. Later wil ze, behalve Nederlands kampioen worden, surfboards maken.
—
Ramon Groothengel (23) is net terug van vijf maanden surfen in Indonesië (waar hij op drie weken na elk dag in het water lag) en werkt nu als surfinstructeur en manager bij Ozlines in Wijk aan Zee. Hij begon ‘pas’ drie jaar geleden met surfen; eerder kitesurfte en snowboardde hij. Golfsurfen gaat boven alles: ‘Als je je eerste golf pakt, blijft staan en die down the line uit surft, ben je verkocht. Dan wil je nooit meer iets anders.’ Nu moet hij hard werken om weer naar het buitenland te kunnen. Zolang hij het geld nog niet bij elkaar heeft, surft hij elke rimpel van de Noordzee af.
—
Klaas van Hulzen (56) surft al bijna dertig jaar in Nederland. ‘Als je het in Nederland kunt, kun je het overal.’ Toen hij nog zonder contactlenzen surfte, kreeg hij de bijnaam Kamikaze Klaas. Maar sinds wegwerplenzen betaalbaar zijn en hij dus beter ziet in zee, is het veranderd in Classic Klaas. ‘Ik denk omdat ik me op mijn gemak voel op hoge golven.’ En dan bedoelt hij niet de Nederlandse, maar die op big wave spots zoals Mexico. ‘En ik was altijd super stoked’ – een typische surfterm, die in de wolken betekent. ‘Tom Blake, de aartsvader van het surfen, zei ooit: going to the ocean is like going to church.’
Verschenen in Volkskrant Magazine, 4 juni 2016