Volkskrant Magazine: ‘Hoe overleven we de vrijeschool?’
De Vrijeschool is erg in trek. Ook bij niet-antroposofisch volk. Al is het wel even wennen. Vooral voor de ouders.
Terwijl de kinderen vrolijk spelen en zich van geen kwaad bewust zijn, buig ik me over het twee pagina’s tellende instructieblad voor het naaien van een 26 vakjes tellend krijtjesetui van natuurlijk gekleurde stof. Als ik, vloekend, echt niet meer uit het naaiklusje kom, bel ik mijn moeder – of ze me wil helpen.
Dit is al het zoveelste instructieblad dat ik dit jaar kreeg van school; eerder kwamen de instructiebladen voor de bloemenkrans (‘vlecht een wilde, losse streng van stevig gras, kamille en lavendel…’), het drakenbrood (hoe bak je een brood in de vorm van een draak?!), het sinterklaascadeau (een A2-tekenmap dubbelzijdig beschilderen), het boekwerk met Sint-Maarten-liedjes, dat wij ouders ook uit ons hoofd moesten leren, en ga zo maar door. ‘Bij de bellenkrans die we moesten maken van vilt, touw en belletjes, voelde ik wel even een drempel’, zegt een bevriende moeder.
Sinds dit jaar zitten mijn kinderen van 6 en 8 op de Vrijeschool – onderwijs gebaseerd op de antroposofische opvattingen van Rudolf Steiner – in Amsterdam-Noord. En ben ik dus een Vrijeschoolouder.
Niet zo een die rokken draagt in laagjes en haar heeft in herfsttinten. Ook niet een die thuis suiker of iPads verbiedt, integendeel. Ik ben niet christelijk, ik geloof niet in kabouters en ik snap nog steeds niet wat euritmie is – de antroposofische ‘bewegingskunst’ die er wordt gegeven. Maar toen mijn zoontje steeds ongelukkiger werd op zijn openbare basisschool door toenemende faalangst en steeds slechtere schoolresultaten, moesten we op zoek naar iets anders. Ik wilde weten of er een school bestond waar lezen en rekenen niet het Allerbelangrijkste Op De Hele Wereld was. Waar niet alle ouders spraken over hun ‘hoogbegaafde kinderen’ die voorlopen en derde-groepers nog geen rapport-cijfers krijgen. En waar verven en buitenspelen gewoon een onderdeel zijn van het curriculum, in plaats van iets dat alleen mag als het werk af is.
De nieuwe Vrijeschool in Amsterdam-Noord leek de enige goede optie in de buurt. Deze school voldeed namelijk aan mijn criteria. ‘Als ik merk dat de kinderen hun interesse verliezen in rekenen, ga ik met ze springen’, zei de juf van klas drie (groep vijf in gewonemensentaal) op de informatieavond. Vrijeschooldocenten zitten niet vast aan boeken of programma’s en stellen in principe hun lessen zelf samen. Op deze school zouden ze uitgaan van het kind, in plaats van de economie. De kinderen zouden leren over de natuur, de seizoenen, en sprookjes en mythen te horen krijgen. Ze zouden over een echt vuur springen bij het Sint Jansfeest (dat deden ze ook, en er sprong maar één kind in, en dat bleek niet zo erg). Ze zouden bijenkorven bezoeken en theaterles krijgen. En later beginnen met rekenen en taal opdat ze het sneller zouden oppakken, en ze er dus minder voor hoefden te doen. Vooral dat minder doen vond mijn zoon meteen een groot voordeel.
Wie weet zou ik me over de afgeplatte hoekjes en al mijn andere vooroordelen over de antroposofie heen kunnen zetten en van deze school gaan houden. Een groot voordeel voor mij was dat veel andere ‘normale’ ouders ook interesse hadden.
Dat steeds meer ouders belangstelling hebben voor Vrijeschoolonderwijs, klopt met de landelijke cijfers. Veel bestaande Vrije basisscholen – er zijn er 72 aangesloten bij de Vereniging van Vrijescholen,waarbij ook dertien scholen voor voortgezet onderwijs zitten – hebben wachtlijsten. De afgelopen twee jaar ontstonden er ook dertien initiatieven voor nieuw op te richten scholen, verspreid over het land, waarvan er inmiddels vijf zijn gestart. ‘Vooral de laatste vijf jaar is de groei duidelijk zichtbaar’, zegt Tristan van der Linden, van de Vereniging van Vrijescholen. Het aantal Vrijeschoolleerlingen is in die tijd gestegen met 16 procent, terwijl in het primair onderwijs de leerlingaantallen landelijk juist aan het krimpen zijn. De groeitrend zal zich minstens doorzetten in 2015, meent hij, mede door de komst van de nieuwe scholen.
Onze school in Amsterdam-Noord begon dit jaar met negentig leerlingen en heeft nu al een wachtlijst. Op de informatiebijeenkomst voor nieuwe ouders voor volgend jaar kwamen laatst tachtig ouders af: zo veel, dat er ook voor de informatiebijeenkomsten nu een inschrijflijst bestaat. Mijn vermoeden dat hierbij veel niet-antroposofische ouders zitten, klopt. Volgens Van der Linden is het slechte imago waarvan de scholen last hadden en het soms wat naar binnen gekeerde karakter, aan het veranderen. In de eerste plaats omdat de schoolresultaten niet meer onder doen voor die van andere scholen. Vrijescholen scoren goed, soms zelfs bovengemiddeld op diverse cognitieve vakken. Daarnaast is de aandacht voor de motorische ontwikkeling van een kind en voor de natuur op dit moment hip. Van der Linden: ‘We gaan zelf ook auto’s delen, biologisch eten en we willen met onze handen werken. Daarbij zie je dat zowel bij ouders als elders in de maatschappij wordt gezocht naar een bredere blik op onderwijs.’ Om het verschil in aanpak te verduidelijken, zegt hij: ‘Een Vrijeschool wil kinderen voorbereiden op het leven. Op andere scholen worden ze voorbereid op een goedbetaalde baan.’ Marjolein Beijst, ook een overgestapte moeder, zegt: ‘Het blindstaren op de economie en van een zo groot mogelijke auto hebben, daar komen we toch allemaal van terug?’
Een andere moeder, Floor Hallema, net als wij van basisschool veranderd, geeft toe dat ze aanvankelijk haar twijfels had. ‘Op een informatieavond hoorde ik een ouder zeggen dat zijn kinderen nog niet hoefden te weten hoe baby’s worden gemaakt. Terwijl ik juist niet wil dat er overál een sprookje van wordt gemaakt.’ Over een vak als euritmie dacht ze: geef die kinderen liever hiphoples. Maar toen ze zich erin ging verdiepen, raakte ze toch geïnspireerd. ‘Dan maar geen fluorstiften op school, ze krijgen er veel voor terug.’ En: ‘Het pedagogische systeem is echt goed doordacht’, meent ze nu. Wat ze ook een pre vindt, is dat de leraren meer opvoedkundige kennis over kinderen meekrijgen dan op een reguliere pabo en ook, volgens haar, een grotere algemene ontwikkeling hebben.
Marjolein Gauw, pr-medewerker bij de Samenwerkende Vrijescholen in Zuid-Holland, herkent het verhaal. ‘Ook vanuit de overheid en de onderwijs-inspectie is er steeds meer belangstelling voor dit onderwijs’, zegt ze.
Nederland en Duitsland zijn vooralsnog de enige Europese landen waar ‘Waldorfonderwijs’ – de internationaal ingeburgerde naam – opereert binnen de kaders die de onderwijs-inspectie stelt, en daarop ook door diezelfde inspectie wordt gecontroleerd. In andere landen zijn Vrijescholen voor een deel particulier, en ontvangen geen subsidie. Van der Linden: ‘Mondiaal zien we dat het Vrije-schoolonderwijs groeit, zowel in aantal scholen als in belangstelling, waarbij China eruit steekt.’
Gauw is als kwartiermaker nauw betrokken bij de nieuwe Vrijeschool in Rotterdam-West, die in september hoopt te starten en waarvoor al 146 leerlingen zijn aangemeld. Deze aanmeldingen komen van ouders uit de technische en creatieve hoek: ict’ers, industrieel vormgevers, architecten, medici, houtbewerkers; veel zelfstandigen. ‘Een deel zocht specifiek naar een Vrijeschool, een minstens even groot deel zocht gewoon naar een school met visie, die aansloot bij hun eigen levens- en mensvisie.’
Nieuwe ouders dragen ook nieuwe ideeën aan. In Rotterdam willen ze de rol van computers in het onderwijs – lang een taboe in antroposofische kring – onderzoeken. Een ander, door de toekomstige ouders aangedragen aandachtspunt is: de smeltkroes van culturen in de hedendaagse maatschappij. Gauw: ‘We gaan onderzoeken of er verhalen uit de Koran of uit andere religies bruikbaar zijn. Van oudsher worden op Vrijescholen sprookjes van Grimm verteld. Er wordt nu gekeken hoe we Arabische en Japanse sprookjes kunnen meenemen.’ Je zou denken dat deze nieuwe initiatieven de oude Vrijeschoolwereld op zijn grondvesten laten schudden. Gauw noemt het liever zo: ‘Ze laten de Vrijeschoolwereld bloeien.’ Wel is het volgens haar een ‘uitdaging’ om bij al die vernieuwing de waarden en kwaliteiten van het Vrijeschoolonderwijs te behouden.
Bij een carnavalsviering op onze school werd de tegenstelling tussen oud en nieuw zichtbaar. In een schoolbrief stond dat de kinderen wel verkleed mochten komen, maar niét als commercieel uitgebuite Disney-superheld en alleen als ‘positief beeld’, zoals een boer, een koning, een dier of een personage uit een Grimmsprookje. Leuk voor kleuters, maar probeer een jongen van bijna 9 uit de grote stad maar eens uit te leggen waarom vampieren, ninja’s of Minecraft minder oké zijn dan dieren. Niet alleen bij de ouders, ook in het schoolteam bleken er verschillen van meningen te bestaan over de mate waarin aan de antroposofische leer moest worden vastgehouden. Even voelde ik weer mijn eigen, oude weerstand opkomen tegen deze biologisch-dynamische pastelwereld, die in al zijn positiviteit zo weinig op de echte wereld lijkt. Tot een vriendin me een foto appte van haar neefjes op de middelbare Vrijeschool in Bergen die verkleed als soldaten, met echte luchtbuksen, naar school gingen – toen was ik weer gerustgesteld.
Toch, als er één plek is waar die sprookjeswereld nog bestaat, is het wel op de Vrijeschool. Bij activiteiten op school wordt nooit gevraagd om ‘wc-rollen en lege melkpakken’, maar bijvoorbeeld om bloembollen, harde, gedroogde erwten of een thuis uitgeholde pompoen met echte kaarsjes. Toen ik een keer met de kinderen naar McDonald’s wilde gaan (en we gaan niet vaak! Eén keer per jaar, hooguit) bleek dat hun vriendjes die ook mee wilden, nog nooit in hun leven bij een McDonald’s waren geweest. Er blijken ook echt kinderen te bestaan die nooit suiker eten. O ja, en de kleuterjuf heeft echt een spinnewiel en neemt dat wel eens mee.
Maar nu volgt het reclameblok. Mijn twee kinderen zijn nog nooit zo vrolijk thuisgekomen van school als in het afgelopen jaar. Ze willen zelfs per se naar school als ze ziek zijn en komen er nooit meer moe vandaan. Ze zingen liedjes thuis, uit zichzelf, tweestemmig. Ze maken tekeningen waarbij ze het hele blad opvullen. Ze leren mij steken opzetten en komen wel eens thuis met drie kilo kastanjes in hun schooltas, of een bos takken. Of een tekening van vijf meter lang. Ze werken met professionele krijtjes en er staan elke week verse bloemen in de klas, regelmatig ruikt het in de gangen naar versgebakken brood. En terwijl ik nóóit meer iets hoor over lastige taalwerkjes of rekensommen, leest mijn dochter van 6 zelf boeken in bed en hebben ze allebei hun Citotoets bovengemiddeld goed gemaakt.
Nu maar hopen dat de antroposofen van de oude garde, die dit bijzondere, ietwat eigenaardige schoolsysteem hebben verzonnen, niet teleurgesteld zijn dat steeds meer ‘normale’ ouders zoals ik hun weg ernaar vinden.
Ik ben nog aan het studeren, maar misschien weet ik over een paar jaar ook waarom euritmie even interessant is als hiphoples.
Verschenen in Volkskrant Magazine, 7 maart 2015