The Optimist/NRC Handelsblad: ‘Heerlijk zullen we alles delen’
Bijna 11 miljard euro, dat is de waarde van Airbnb. Daarmee is het platform waar huiseigenaren hun woning kunnen verhuren, in slechts zes jaar tijd uitgegroeid tot het op een na waardevolste private bedrijf in Silicon Valley. De eerste plaats is voor Uber, een alternatieve taxidienst die na vijf jaar al een kleine 14 miljard euro waard is. Wie nog dacht dat de deeleconomie een marginaal verschijnsel was, zal zich toch even achter de oren krabben bij deze cijfers.
Het zijn bedrijven die werken via peer-to-peer: hun succes is te danken aan de betrouwbaarheid van de mensen die er gebruik van maken. Dat geeft deze bedrijven een personal touch, wat steeds vaker wordt gezien als een waardevol alternatief voor de grote bedrijven, waarin het vertrouwen is gedaald. Initiatieven in de deeleconomie hebben relatief kleine kantoren en weinig werknemers. Om de aanbieder van een product of dienst en de geïnteresseerde samen te brengen, is soms alleen een website of app nodig.
Dat klinkt heel modern, maar eigenlijk gaat het zoals vroeger – maar dan via moderne communicatiemiddelen. De marktplaatsen bij de oude Grieken werkten al op deze manier. ‘Jij hebt dit nodig en ik dat. Zullen we ruilen?’ Zo was het leven georganiseerd in dorpen en steden, lang voor de industriële revolutie. Op sommige plekken in de wereld gaat het zelfs nog steeds zo.
De deeleconomieën die duizenden jaren hebben bestaan, waren voor een groot deel gebaseerd op vertrouwen. Dat kon, want iedereen in het dorp kende elkaar. Dat wordt nu opgelost met recensies op internet. Als je huis op Airbnb vies is, of als je bij Uber een wegpiraat blijkt, is één slechte bespreking genoeg om te zorgen dat je niet meer aan de bak komt.
De sharing business is booming. Peerby, het grootste Nederlandse bedrijf in de deeleconomie, heeft net een investering van 1,7 miljoen euro opgehaald voor uitbreiding naar de Verenigde Staten. Het idee is simpel: via Peerby kun je alles − van een klopboor, plintenknipper tot een stroopwafelijzer − uit de buurt lenen.
Juist de eenvoud spreekt aan. Staat uw auto geparkeerd op Schiphol, terwijl u in het buitenland zit? Via ParkFlyRent verhuurt u ’m. Geen zin om zelf te koken, maar ook geen trek in een afhaalmaaltijd? Bij Thuisafgehaald kunt u voor een klein bedrag een maaltijd ophalen bij een buurtgenoot.
Delen is allang niet meer voor mensen die weinig te besteden hebben. Het gaat juist vaak om hogeropgeleide mensen met een bovengemiddeld inkomen, uit grote steden, die meedoen uit sociaal of duurzaam oogpunt. Bezit is voor hen minder belangrijk.
De consument is veranderd, stelt Harmen van Sprang, een van de initiatiefnemers van shareNL, het eerste netwerkplatform voor de deeleconomie. ‘Consumenten lossen het graag met elkaar op.’ En onderwijl leren ze nog leuke mensen kennen ook. Kom daar maar eens om bij grote, logge, anonieme bedrijven. Die kunnen rekenen op steeds meer argwaan.
Pieter van de Glind, de andere initiatiefnemer van shareNL, deed zijn afstudeeronderzoek naar bedrijven in de deeleconomie. Vergeleken met traditionele bedrijven zijn ze ‘activa-licht’, concludeerde hij: ze hebben geen spullen nodig, geen grote gebouwen, geen auto’s. Maar wel mensen die enthousiast zijn. ‘Je kunt activa-lichter worden door het sociale kapitaal goed te benutten’, meent hij. Zonder ooit een baksteen te hebben neergelegd, is Airbnb groter geworden dan ’s werelds grootste hotelketens. De weg naar dit succes verliep via de eigen community, die het enthousiasme deelde met haar kennissen.
De banken, de hotels, de autoverhuurbedrijven, de muziekindustrie: overal zien ze de verandering. Ze worden bedreigd door websites en apps die hun werk veel sneller en simpeler kunnen. Bovendien, wie kan een Airbnb-gast leuker over de buurt vertellen: een bewoner of een hotelreceptioniste? Terwijl de deeleconomie gedijt bij onlinetechniek, brengt ze ironisch genoeg de menselijke maat terug in de ruilhandel.
Volgens Van de Glind is de verandering blijvend. ‘Mijn generatie is ermee opgegroeid’, zegt hij. ‘We delen muziek sinds we ons kunnen herinneren. We kopen nooit meer een cd.’ File-sharing is al normaal onder hackers. Dankzij een muziekservice als Spotify of een sms-dienst als WhatsApp is gratis voor iedereen steeds normaler geworden. Van de Glind: ‘Bedrijven moeten zich erop aanpassen − of ze willen of niet.’
Dat doen ze ook, want ook zij verwachten dat de ontwikkeling door zal gaan, ook als de economische crisis voorbij is. Grote automerken haken aan bij deelautoprojecten: Volkswagen doet mee in Greenwheels, Mercedes in Car2Go, en BMW doet mee in DriveNow, dat vooral in Duitsland en de Verenigde Staten populair is. Ze stellen auto’s ter beschikking of investeren met geld. De auto als verlengstuk van jezelf of als statussymbool raakt langzaam uit naarmate mensen beter de voordelen zien van het delen van een auto. Zoals Van Sprang zegt: ‘De auto is een van onze duurste bezittingen; als je gaat autodelen, kun je misschien wel een dag minder werken.’
Nu de eerste bedrijven in de deeleconomie groot zijn geworden, duiken ook de eerste problemen op. Vooral Airbnb en Uber zijn de laatste tijd negatief in het nieuws geweest. Huurders veroorzaken overlast. Verhuurders betalen niet altijd toeristenbelasting. UberPOP, het particuliere onderdeel van Uber, blijkt illegaal omdat het voorbijgaat aan veiligheidsvoorschriften waaraan taxi’s moeten voldoen.
Tegelijkertijd zien juristen, advocaten en verzekeraars hierin kansen. Advocaten Maurits Bos en Joost Achterberg van advocatenkantoor Kennedy Van der Laan volgen de beweging al jaren. ‘Het interessante aan dit soort initiatieven is juist dat het de wetgever aan het denken zet’, vindt Bos. ‘En ons als advocaten ook. Passen de initiatieven binnen de bestaande regelgeving? Zo ja, hoe dan? Zo niet, is het dan tijd om de bestaande regels aan te passen of moet het businessmodel juist worden bijgeschaafd?’
Iemand die ‘overcapaciteit wil delen’ − bijvoorbeeld zijn huis verhuren tijdens de vakantie − kan dit vaak doen binnen de wet. Maar als je verschillende appartementen het hele jaar verhuurt via Airbnb, ontstaat er een meer bedrijfsmatig karakter. Dan is er, zegt Achterberg, ‘eigenlijk geen sprake meer van deeleconomie, maar van gewone economie. Wij zijn daar zeer kritisch op.’ Toch moeten we niet overdrijven, meent Harmen van Sprang. ‘Bij Airbnb gaat wel eens wat fout in een huis, ja.’ De verwarming werkt niet, het matras blijkt doorgezakt, de toegang tot de zonnige tuin is afgesloten. Maar volgens hem gaat er in verhouding bij Airbnb véél minder vaak iets fout dan bij hotels en reisbureaus. Denk aan de televisieprogramma’s over ‘horrorvakanties’, met plekken die er in het echt veel somberder uitzien dan op idyllische foto’s van de reisfolder, vieze hotelkamers, et cetera.
En áls er een geschil is, kan dat volgens Van Sprang gemakkelijker worden opgelost in de deeleconomie. Als je klaagt over het matras dat te hard of te zacht is, kan de Airbnb-host er nog wel eens voor zorgen dat er direct een nieuw matras komt, zoals Van Sprang zelf meemaakte. Zowel de huurder als verhuurder wil namelijk een openbare recensie over wangedrag of ongemakken vermijden. Bij hotels is het volgens Van Sprang maar de vraag of ze een benadeelde gast tegemoetkomen. Vaak heb je gewoon pech.
‘Het is wat egaler’, voegt Van de Glind toe. ‘Als je naar een hotel gaat, gaat je geld ook naar de portemonnee van meneer Hilton. Ik sliep laatst in Portugal via Airbnb, in een huis van een vrouw die net haar baan kwijt was door de crisis. Ik vind het een fijner idee dat mijn geld naar haar gaat dan naar meneer Hilton.’
Hoewel het door het wederzijdse recensiesysteem bijna nooit voorkomt, is de verhuurder van het appartement op Airbnb verzekerd tegen eventuele schade of diefstal door zijn gasten. Sommige zaken in de deeleconomie kun je namelijk gewoon verzekeren. Vertrouwen en verzekeren spreekt elkaar niet tegen, meent Peter de Groot, directeur van Achmea. ‘Voor ons betekent verzekeren samen die risico’s delen die je niet alleen kunt of wilt dragen, vanuit onderlinge solidariteit en goed begrepen eigenbelang. Het stimuleren van dit onderling delen is iets waar we ons ook nu voor inzetten.’ Achmea verzekert onder andere de auto’s van SnappCar. De Groot: ‘Het is geen geitenwollensokkeneconomie. SnappCar haalt gewoon geld op, ze werken met een serieus businessmodel.’
Ook al is het model gebaseerd op vertrouwen, toch kunnen dingen misgaan. ‘Als je aangereden wordt in een auto van een ander die je leent via SnappCar, ben je daarvoor voor een klein bedrag verzekerd bij ons’, zegt De Groot. Met Achmea zag hij juist een uitdaging in deze nieuwe marktplaatsen. ‘Als we in een initiatief geloven, proberen we er een verzekeringsvorm voor uit te vinden.’
Dat opportunisme is tekenend. Inmiddels kan de deeleconomie zich verheugen op de interesse van meer gevestigde, traditionele bedrijven, zoals ABN AMRO en de Rabobank, maar ook bouwbedrijf Heijmans en de Europese Unie. Dat is wonderlijk, menen sommigen, want de deeleconomie zou juist het huidige systeem kapotmaken en bedrijven in een faillissement trekken. Van Sprang ziet dat de deeleconomie een ‘disruptieve innovatie’ kan zijn: ‘Het ontwricht het huidige systeem.’ Om daaraan te ontsnappen, doen sommige bedrijven liever mee dan dat ze zich erdoor laten wegconcurreren. Daarom zetten ze zelf alvast deelplatformen of crowdfunding op naast hun huidige producten of diensten.
Peter de Groot erkent dat het voor bedrijven, inclusief Achmea, eng is. ‘De markt voor ons wordt kleiner’, weet hij. ‘Als er 30 procent minder auto’s komen door het delen, hebben wij minder te verzekeren. Met Broodfondsen (groepjes zzp’ers die zich onderling verenigen voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering, red.) moeten wij op zoek naar een nieuwe rol als verzekeraar. Maar dat is een fact of life. Verzet is zinloos.’ Bedrijven komen en bedrijven gaan, weet hij ook. Wie relevant wil blijven voor zijn klanten, moet met de tijd meegaan. De vraag is of we elkaar meer vertrouwen of dat we het vertrouwen in grote instituties hebben verloren. ‘Een groot bedrijf is niet vanzelfsprekend betrouwbaarder dan een peer’, meent Van Sprang. ‘Kijk naar de schandalen binnen banken, binnen bouwbedrijven of woningcorporaties. De consumenten zijn teleurgesteld.’
Dus gaan we terug naar vroeger, naar hoe het altijd al was. Terug naar elkaar, eigenlijk. Dankzij de digitale techniek kunnen we ook in een miljoenenstad onze buurvrouw weer gaan vertrouwen. Haar iets uitlenen, haar leren kennen. En dat vinden we leuk, zo blijkt. Per dag vinden duizenden gebruikers wereldwijd hun weg naar websites en apps waarop je kunt delen, verhuren of lenen. Zo komen we erachter dat de cake van de buurvrouw lekkerder is dan die van de bakker, haar grasmaaier te leen is voor niets en ze een oogje in het zeil kan houden als je je eigen huis verhuurt tijdens je vakanties. Je zou kunnen zeggen dat we via de apps weer mensen leren kennen.
Iamsterdeel
Amsterdam kan Europa’s eerste Sharing City worden: een stad waarbij start-ups in de deeleconomie niet worden tegengewerkt, maar juist gestimuleerd. Het is een van de eerste steden in Europa waar je zowel je koop- als huurhuis mag verhuren via Airbnb, zolang je maar toestemming hebt van de VvE of huisbaas, je het niet langer doet dan twee maanden per jaar, en je er belasting over betaalt. In veel steden is dit nog steeds verboden of is er nog geen wet voor. Andere Sharing Cities zijn Seoul en San Francisco.
Els Ebels, medewerker bij de Amsterdam Economic Board, opgericht om, onder meer samen met de gemeente, economische groei en innovatie te stimuleren, zegt: Voor ons zijn de ontwikkelingen in de deeleconomie interessant, omdat er nieuwe businessmodellen ontstaan en nieuwe diensten en producten worden ontwikkeld. Kortom: innovatie.’
Er komen nu verschillende platforms aan in de stad die het bijvoorbeeld mogelijk maken je bootje of parkeerplek te delen, of kennis.
Verschenen in The Optimist, 3 december 2014