Glamour: ‘Vrijwilligerswerk in het buitenland’

In een ontwikkelingsland de lokale bevolking helpen: zou iedereen moeten doen, zeggen de voorstanders. Nee, het levert schrijnende situaties op, zeggen tegenstanders. Help je anderen met vrijwilligerswerk of doe je het alleen voor jezelf?

Twee weken vrijwilligerswerk doen in een weeshuis in Thailand, een schooltje bouwen in Oeganda, Engelse les geven in Ecuador – klinkt goed, toch? Dan reis je niet alleen voor jezelf, ga je niet alleen voor die azuurblauwe zee naar de andere kant van de wereld, maar doe je ook nog iets terug. Steeds meer mensen willen ‘iets goeds’ doen tijdens hun wereldreis of sabbatical. Zo veel mensen zelfs, dat hieromheen in de laatste jaren een heuse industrie is gegroeid. Alleen al in Nederland bestaan 64 organisaties die reizen met vrijwilligerswerk organiseren voor mensen (veelal jongeren) in ontwikkelingslanden.

KARMA YOGA

En daar gaat het ook meteen mis: zodra iets een industrie wordt, is dat meestal een veeg teken. Chantal Tromp heeft sinds haar twintigste veel vrijwilligerswerk gedaan tijdens reizen overal ter wereld, “van werken in de jungle van Guatemala tot spelen met straatkinderen in Nepal en Zuid- Amerika,” maar begon op een gegeven moment toch te twijfelen over haar ‘goedheid’. Tijdens een reis door de binnenlanden van India, merkte ze dat de bevolking helemaal niet zo blij was met al die westerlingen die langskwamen om even te vertellen hoe het allemaal moet. Chantal: “Een man werd heel boos op ons: ‘Jullie komen hier alleen om aan karma yoga te doen,’ zei hij. Volgens hem kwamen we ‘even spiritueel doen’ in India, en voor de hygiëne zorgen (we hielpen onder andere met de aanleg van toiletten), maar hij vond het vooral een belediging voor zijn cultuur.” Chantal begreep zijn punt: is het oké om je te bemoeien met hun toiletten of met hun cultuur, terwijl zij geen behoefte hebben aan deze hulp – en wij het misschien alleen maar doen om een goed gevoel te krijgen over onszelf?

TOERISTISCHE ATTRACTIE

Er zijn schrijnende uitwassen bekend van dit ‘vrijwilligerstoerisme’. In een kritische aflevering van tv-programma ‘Brandpunt’ liet documentairemaker Eline Bodbijl zien dat 76 procent van de kinderen in Cambodjaanse weeshuizen helemaal geen wees is. Kinderen werden van straat geplukt en in tehuizen gezet, zodat plaatselijke organisaties geld konden verdienen aan de goedgelovige vrijwilligers die hun ego kwamen opschonen. ‘Weeskinderen zijn geen toeristische attractie’ kopte de NOS en ook Unicef ging zich ermee bemoeien. Naast dit ‘weeshuistoerisme’ kwam een ander dringend bezwaar in het nieuws: het ontstaan van hechtingsproblemen. Iedere twee weken van een andere goedbedoelende, twintigjarige student les krijgen is niet goed voor kinderen en kan zelfs schadelijk zijn, als ze zich gaan hechten aan deze ‘docenten’.

DE WERELD REDDEN

Linda Polman, schrijver en onderzoeksjournalist van ‘De Crisiskaravaan’ (over de werkwijze van westerse hulporganisaties die vooral zichzelf in stand lijken te willen houden), is ook kritisch: “Als je naar een ontwikkelingsland gaat en je gaat je tegen het leven van de bewoners aan bemoeien, met de intentie om de wereld te redden, vind ik dat arrogant.” Zouden wij het fijn vinden als Japanners hier kwamen vertellen dat wij ongezond eten, of dat wc-papier gebruiken een smerige gewoonte is? Hier is een andere interessante vraag op om over na te denken: in hoeverre zijn onze maatstaven en systemen eigenlijk de beste? Een mooie term voor deze betweterige eigenschap is het ‘White savior syndroom’: westerlingen die denken dat zij de wereld even kunnen gaan redden.

Het grappige @barbiesavioraccount op Instagram (meer dan honderdduizend volgers) is een Britse parodie op de ‘helpende, blanke toerist’.

“Als je iets wilt toevoegen, moet je hiervoor opgeleid zijn,” vervolgt Linda Polman. Marrit van den Berg, werkzaam aan de Universiteit van Wageningen, ondersteunt deze mening: “Ik ken een verhaal uit Malawi, waar mensen heen gaan om bijvoorbeeld scholen te bouwen. Die worden soms naderhand weer afgebroken, omdat huizen bouwen vakwerk is. Maar dit vrijwilligerswerk levert lokaal geld op en daar gaat het dan om.” Terwijl: als de bevolking zelf gaat bouwen, levert dat werkgelegenheid op. Misschien veel waardevoller. Marrit van den Berg: “Vanuit het perspectief van het ontwikkelingsland is het niet altijd even zinvol om Nederlandse studenten daar ongeschoolde arbeid te laten verrichten.”

LIEFDEVOL

Maar vrijwilligerswerk is toch niet alleen maar egoïsme en ellende? Zijn er geen projecten die wel degelijk iets bijdragen? Joey Robben heeft met zijn vorige vriendin een maand vrijwilligerswerk gedaan in Guatemala, hij was toen 28 jaar. “Via via leerden we een Amerikaan kennen die een kleinschalig project had opgezet. Ik heb kinderen uit het dorp wiskundeles gegeven. En ik ging voetballen met ze als een soort naschoolse activiteit. Van hout uit het bos bouwden we samen met de kinderen goaltjes. En we hebben een grote moestuin aangelegd voor hun ouders. In ruil daarvoor kookten zij voor ons.”

Dat het misschien niet in de haak is, vindt hij onzin: “We werden juist heel liefdevol ontvangen. En de kinderen vonden het prachtig.” Iemand anders die denkt dat sommige hulp wel degelijk zinvol is, is Ineke van Huuksloot, oprichter van Doingoood, dat vrijwilligerswerk in Afrika organiseert. “Ik ben begonnen met Doingoood nadat ik in Kenia een echtpaar ontmoette dat een opvangtehuis voor straatkinderen had opgezet. Ik begon puur vanuit hun behoefte aan hulp.” Destijds bestond de hele industrie nog niet, legt ze uit, en de kritische term ‘voluntourism’ ook niet. “We begonnen met vijf projecten in Kenia waarvan ik de mensen persoonlijk kende. Het breidde uit naar Oeganda waar een vriendin van mij ging wonen. Nu werken we in verschillende Afrikaanse landen.”

KLEINE SCHAAL

De bezwaren tegen vrijwilligerswerk kent ze ook, en haar bedrijf hanteert dan ook een strenge selectie. Ieder project wordt gescreend of door haarzelf bezocht. Voor de vrijwilligers geldt: vier weken blijven is het minimum – “eigenlijk is dat nog te weinig, maar ik geloof zeker niet in één week helpen” – en deelnemers moeten minimaal achttien zijn. En het belangrijkste: de vrijwilligers krijgen niet zelf een klas met kinderen toegewezen, ze assisteren alleen een aanwezige leerkracht. Dat is een ander cliché, legt Ineke uit: “Mensen snappen soms niet dat een project ook zónder hun hulp kan doordraaien. Dat er gewoon scholen zijn en leerkrachten, ook in armere landen. Dat het vrijwilligerswerk vaak alleen bestaat uit: boekjes lezen met een groepje van vier. Of één kindje leren puzzelen. Je moet het echt op kleine schaal zien.”

TROOST

Het probleem dat kinderen zich gaan hechten aan de vrijwilligers, nuanceert ze: “Ik ken kinderen die in weeshuizen hebben gewoond. Zonder de vrijwilligers aldaar hadden zij niet de zorg kunnen krijgen die ze nu hebben gehad. Soms zijn er maar twee vaste begeleiders voor twaalf kinderen. Misschien hebben die kinderen juist door de vrijwilligers wel wat meer vertrouwen in de mensheid gekregen, omdat er op deze manier af en toe wél iemand tijd had om ze te troosten.”

Ook Chantal Tromp heeft geen spijt. Achttien jaar na haar eerste reis zet ze zich nog steeds in voor projecten: “Na de tsunami ben ik op eigen houtje naar Sri Lanka gegaan. Ik had geld ingezameld, voor een visser kocht ik een nieuwe boot en voor een ander nieuw gereedschap. Ik onderhoud nog steeds contact met deze mensen. Ook kom ik ieder jaar in Mozambique, met een koffer vol brillen die ik in Nederland van diverse brillenzaken krijg. Het klinkt misschien simpel, maar de mensen hebben er veel aan.”

NIET ALLEEN ZIEKTE

Dus nee, niet iedere vrijwilliger is meteen weeshuistoerist. Wel kom je in artikelen over dit onderwerp steeds dezelfde adviezen tegen.

Met stip op één: verdiep je goed in de organisatie of het project waarbij je je wilt inschrijven, maak onderscheid tussen kaf en koren. Tip twee komt uit het Vice-artikel ‘Hoe kun je vrijwilligerswerk doen zonder een lul te zijn’: verdiep je in de plaatselijke cultuur, gebruiken en taal. Na een maand in Malawi schreef Charlotte Simons voor Vice: “Afrika is niet één land, en zeker geen homogene brei. En gebruik kinderen niet in je socialmediafoto’s om zo meer respect te verkrijgen.” Als je denkt: ik ga arme mensen in Afrika redden, heb je sowieso een verkeerd beeld van het continent, zegt Ineke van Huuksloot. “Afrika is niet alleen maar honger, oorlog en ziekte. India ook niet.” Ten slotte: geef toe dat je het gedeeltelijk voor je eigen plezier doet. Wat je bijdraagt aan de wereld op jouw reis is niet groots en meeslepend. “Op individueel niveau kun je best wat toevoegen,” besluit Ineke. “Als je een gehandicapt kind een dagje mee op pad kunt nemen, is dat uitje voor hem fijn. Ja, dat kan in Nederland ook. Maar in Afrika leer je nog iets over een andere cultuur. En de zon schijnt.”

Welke organisatie wel/niet?

Volunteer Correct is een onafhankelijk platform dat vrijwilligersorganisaties onder de loep legt. In hun Transparantie Index worden alle Nederlandse organisaties gerangschikt. Er wordt gekeken naar doel en missie van de reisorganisatie, maar ook naar zaken als financiën en de begeleiding van vrijwilligers.

Op nummer 1 staat Local Dreamers: deze kleinschalige organisatie met projecten in Zuid-Amerika krijgt 98 punten van de 100. Doingoood van Ineke van Huuksloot scoort met 95 punten een derde plaats in de ranking. De reisorganisatie Worldmapping, die slecht werd belicht in de beruchte uitzending van ‘Brandpunt’, komt halverwege met 65 punten. Het vrij bekende reisbureau Kilroy staat met 33 punten laag op de lijst. Helemaal onderaan, op nummer 64, staat Xtreme Gap Nederland Tussenjaar, dat maar 20 punten krijgt. Volunteercorrect.org

Verschenen in Glamour, 3 augustus 2016